In de middeleeuwen worden veel feesten in de kerken gevierd, meestal het enige werkelijk grote gebouw waarover menig stadje of dorp tussen 500 en circa 1500 beschikt. In een 15e eeuws verslag van een zekere Du Pilliot wordt een levendig beeld gegeven van de 'narrenfeesten', die tot het spectaculairste vertier van deze tijd behoren.

 

Ze worden gehouden rond Kerstmis en Driekoningen, soms op 23 december (Onnozele-kinderendag of de dag der onschuldige kinderen, zo genoemd naar de moord op de joodse kinderen door Herodes in Bethlehem), ook wel op nieuwjaarsdag. Hele horden verklede en gemaskerde feestvierders hossen door de straten en stegen: 'Er zijn er die helemaal naakt ronddansen, anderen lopen op handen en voeten, er zijn er die op stelten stappen, menigeen heeft zich verkleed als beer, duivel of aap...'

 

Het narrenfeest
Er wordt verteld (en in de kronieken gebeurt dat op en verontwaardigde toon) dat tijdens het narrenfeest bij het altaar wordt gedanst en gedobbeld, men offreert elkaar daar 'zwarte poddingen' (waarmee waarschijnlijk mest wordt bedoeld), er wordt gekaart en gegeten, terwijl men in het wierookvat probeert een oude schoenzool in brand te steken.

 

Na afloop van dit spektakel rijden de geestelijken op een (mest)kar de stad rond, overal de omstanders aan het lachen brengend 'met schandelijke vertoningen en onzedelijk gezang'. Het is gebruikelijk dat men zo nu en dan een flinke portie mest tussen het (verklede) publiek gooit. Het gehele schouwspel vertoont wel enige gelijkenis met de vriendelijke maar ingetogener restanten die het huidige carnaval biedt: de stoeten met praalwagens (de mestkarren) met daarop de prinsen en hun raad van elf (de verklede geestelijken) die brede gebaren maken (niet meer zó obsceen als men eertijds placht te doen) en minzaam wat snoepjes (de mest) tussen het publiek werpen.

 

Ook menig middeleeuws klooster is er niet afkerig van één keer per jaar dat scabreuze narrenfeest te vieren en rond nieuwjaar zijn er daarom vrijwel overal uitgelaten monniken op pad, meestal naar een of ander nabijgelegen nonnenklooster (soms zijn beide gemeenschappen zelfs in hetzelfde gebouw ondergebracht), waar ook al een vrolijk feest aan de gang is.

Op pleinen, markten en kermissen: het poppenspel.

Afb. boven: Op pleinen, markten en kermissen: het poppenspel.

 

Mysteriespelen
Ook de zogenaamde 'mysteriespelen', religieuze verbeeldingen van bijbelse gebeurtenissen of van episoden uit het leven van Christus en de heiligen - waren in latere eeuwen bijzonder populair. Theaters met onder contract staande spelers bestaan er uiteraard nog niet, maar er zijn altijd wel reizende gezelschappen op doortocht, die ter plaatse in een ommezien voor een openluchttheater zorgen door op een markt of het plein voor een kathedraal een constructie op te zetten.


Een stadsomroeper kondigt her en der aan wat er staat te gebeuren, noemt de titels van de te spelen stukken ('Het mirakel van Sint Catherine', 'Het mysterie van Adam en Eva') en geeft bovendien een correcte samenvatting van de vaak zeer uitvoerige inhoud. De toeschouwers hoeven geen entreegeld te betalen; iedereen kan vrijelijk komen kijken, alleen bestaat er een ongeschreven wet betreffende de verdeling van de plaatsen: edelen, magistraten en welgestelde burgers zitten op verhogingen (waar ze zich tijdens de voorstelling een stevige maaltijd laten opdienen), terwijl de gewone burgerij en de lagere standen op het plein voor het toneel zonder bezwaar op de grond gaan zitten waarbij - net zoals tijdens de kerkdiensten - de mannen rechts, de vrouwen links plaats nemen.

 

Het decor voor het Passiespel van Valenciennes. 1547.De huizen staan in een rechte lijn.

Niemand wil deze evenementen missen en tijdens de voorstelling zijn de straten van menig stadje uitgestorven, terwijl er zelfs speciale bewakers zijn aangesteld die al patrouillerend diefstal en plundering van de verlaten huizen dienden te voorkomen.

In de late middeleeuwen worden er bij de grote mysteriespelen heel omvangrijke tonelen gebruikt met soms twee of meer verdiepingen. Je kunt dat goed zien op de afbeelding hier links.

Afb. boven: Het decor voor het Passiespel van Valenciennes. 1547.De huizen staan in een rechte lijn. Je ziet de hel, een martelkamer en een meer voor St Petrus, Robin May, History of the Theater, Secaucus, Chartwell Books, 1986, p. 31.

 

De bovenste etage is 'de hemel', de onderste 'de aarde', met elkaar verbonden door twee wenteltrapjes. Wanneer de engelen of de Heilige Maagd zich aan de aardbewoners wensen te manifesteren, moesen ze waardig en voorzichtig de trapjes afdalen. Bovendien zijn hemel en aarde nog verdeeld in kleinere 'appartementen', huizen of steden voorstellend waar een deel van de gebeurtenissen plaatsvindt. Verder is er een 'hel', een ander kamertje huisvestte 'Jeruzalem', door een gordijn gescheiden van 'het huis van de heilige Jozef , elders zijn 'Egypte' en 'Rome' geherbergd. Al naar gelang de plaats van handeling wandelen de acteurs rustig van het ene vertrekje naar het andere. Degenen die niet hoeven op te treden zitten aan weerszijden van het toneel rustig op hun beurt te wachten. Korte preken worden tijdens de opvoering niet door de acteurs, maar door de plaatselijke geestelijken gehouden. Hun tegenvoeters zijn de duivels - eik goed stuk heeft er wel een aantal.

Toneelspel in de Middeleeuwen.Volgens traditie zijn ze in het zwart gekleed en bovendien toegerust met een geslachtsdeel van ondeugend grote afmetingen, een gebruik dat sedert de Romeinse komedies nog eeuwen nadien heeft weten stand te houden. De engelen zijn gehuld in witte, rode of blauwe gewaden, terwijl God zelf is te herkennen aan een fraaie kazuifel met stola en mijter. Adam en Eva verschijnen inderdaad zoals de goede God hen geschapen heeft: in volstrekt natuurlijke staat. Het zou zelfs ketterij zijn geweest hen anders voor te stellen dan de bijbel hen beschrijft. Alleen op heel koude dagen wordt het eerste mensenpaar in strak sluitende pakjes van wit leer gehuld.

 

(in een rond theater) Calliopius, in een soort tentje, leest een tekst hardop voor, terwijl gemaskerde joculators een opvoering geven. erachter publiek. er wordt ook nog muziek gemaakt.Afb. links: (in een rond theater) Calliopius, in een soort tentje, leest een tekst hardop voor, terwijl gemaskerde joculators een opvoering geven. erachter publiek. er wordt ook nog muziek gemaakt. 1400 A.D., Paris, Bibliothèque Nationale.

 

Zo'n mysteriespel heeft vaak een indrukwekkende lengte en kan wel dagen tot soms weken duren. Om de spelers af en toe een adempauze te gunnen en ook de toeschouwers in staat te stellen het hoogst noodzakelijke werk te verrichten, worden er pauzen van één of meer dagen ingelast.

 

Daarna gaat de voorstelling onverdroten verder, een vrij langademig vervolgverhaal dus, een soort middeleeuwse 'Peyton Place' met de hoogst bereikbare kijkdichtheid; bij elke hervatting is de belangstelling nog even groot als bij het begin.


Er zijn nogal wat gesjeesde studenten, leraren en weggelopen monniken die zich een nieuw en vrij bestaan als acteur hebben gezocht. Dikwijls schrijven ze hun stukken zelf en componeren er ook de muziek bij. Een stuk van Terentius: Terentius geeft het manuscript aan de regisseur.Doorgaans hebben ze een voortreffelijke scholing achter de rug, maar verkiezen het avontuurlijke leven langs de weg boven het wat degelijker en veiliger bestaan in een klooster of desnoods aan het hof, waar menige intelligente en scherp van de tongriem gesneden komediant zich met zijn sarcasme of met wat voorzichtige ironie een uitstekend en luxueus bestaan als hofnar weet te verwerven.

 

Afb. links: Een stuk van Terentius: Terentius geeft het manuscript aan de regisseur.


Een ideale nar moet behalve intelligent het liefst ook nog verschrikkelijk lelijk zijn. De allerafgrijselijkste zot moet ongetwijfeld in het bezit zijn geweest van koning James IV van Schotland (1488-1513), die er een grollenmaker op nahoudt met twee hoofden, vier armen, één lichaam en twee benen. De ene helft moet een intelligent en grappig wezen geweest zijn, de andere kant was een vervelende en eeuwig ruziemakende dronkelap.

Betreft dit slechts verhalen - romantische verzinsels - of gewone roddel, verdichtsels die toch een kern van waarheid bevatten, gruwelsprookjes of pittige liefdesgeschiedenissen?

 

Niettemin is dit de beste bagage die een middeleeuwse reiziger zich maar kan wensen. 'Tijdingen' (het woord is bewaard gebleven in het moderne Duitse woord voor krant, Zeitung) worden vrijwel uitsluitend mondeling overgebracht.

 

Boeken zijn nauwelijks verbreid en worden in de vroege middeleeuwen trouwens uitsluitend in het Latijn geschreven, de taal die alleen door de dienaren van de kerk, aan het hof en door de hoogste adel wordt gebezigd.

Zelfs dit laatste is betrekkelijk: moet er namelijk een akte worden opgesteld, dan is het gebruikelijk dat de graaf of baron uit het naburige klooster een monnik laat halen die het gewenste opschrijft; zelf is de edelman er meestal niet toe in staat.

 

Joculator, minstreel, vagant
Veel mensen zijn volstrekt analfabeet, óók Karel de Grote wiens handtekening altijd door een schrijver moet worden geplaatst, waarna hij er elegant de finishing touch aan heeft gegeven door ergens in het midden een kruisje te zetten. De gewone man zou zich overigens in geen geval een boek hebben kunnen veroorloven: een redelijk gebruikte Bijbel kost in deze tijden evenveel als een niet onaardige boerenhofstede.

 

De vlotte prater, de verteller van leuke verhalen, ook de zanger die de 'reportages' van die tijd in een vrolijk of droef lied verwerkt, zij allen kunnen langs de weg een leven van betrekkelijke welstand vinden. Minstrelen en speellieden, rondtrekkende monniken en studenten op avontuur, predikers, troubadours, barden: al deze 'vaganten' (het Latijnse woord voor zwervers, waarmee ze algemeen werden aangeduid) zijn er in álle tijden geweest.

Hun liederen en vertellingen zijn meestal tamelijk ondeugend, vaak ook vol snijdende kritiek, reden waarom de kerk niet zo op deze reizigers is gesteld.

 

In 816 wordt het op het Concilie van Aken aan geestelijken verboden feesten bij te wonen waarop speellieden en jokulatoren (acrobaten, kunstenmakers, narren) optreden. Toch is de algemene bewondering niet te doven.

Geen boerenbruiloft, geen toernooi, of deze grappenmakers zijn present, en op menige burcht wordt graag geluisterd naar de gedichten en vertelsels van een minstreel.

 

Gerelateerde artikelen:

1. Armen, zwervers en bedelaars
2. Straffen in de Middeleeuwen
3. Vermaak in de Middeleeuwen
Bronnen, referentie
Bron:
- S.G. Groenewald, De Middeleeuwen (10-24-2002). Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 voor havo en vwo in het profiel C&M.

 

 


Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen......... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres (zie rode balk boven). Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs van teksten/citaten en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht je rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op via e-mail. Lees ook de 'Disclaimer' en 'Privacy' voor méér informatie en laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek, dan weet ik waarvoor ik het doe.
Hoogeveen, 4 sept. 2009.
Revisie: 29 december 2023.
Verhaal: © Harm Hillinga.
Menu Artikelen.
Terug naar de HomePage.
Top